Tien meter van me vandaag schreeuwt Johan van Laarhoven naar zijn Thaise advocate dat ze onmiddellijk een aantal persfotografen moet verbieden van hem zojuist geschoten plaatjes te publiceren. Schreeuwen is op dat moment de enige manier van communiceren. Hij is zojuist met mede-gevangenen per bus gearriveerd bij het ‘criminal court’, een van de vele gerechtshoven ondergebracht in een enorm complex in de wijk Chatuchak van Bangkok. Tussen ons en hem een afstand van een meter of tien. Een aantal van elkaar gescheiden getraliede hokken, dan een ‘straatje’ waarover de gevangenen naar het hen toegewezen hok worden geleid en vervolgens weer traliewerk.
Ik kan Johan door al het traliewerk nauwelijks zien en in de kakofonie van geluid blijft ook schreeuwen bijna onverstaanbaar. We begroeten elkaar en hij schreeuwt hoe het met me gaat. Beter dan met jou, wil ik schreeuwen, want een mens in deze gekooide omstandigheden ontmoeten laat geen ruimte voor andere overwegingen. Maar ik schreeuw OK en ‘laat het de laatste keer zijn dat we zo met elkaar moeten praten’. Hij heft zijn armen in een hulpeloos gebaar zo hoog mogelijk. Dat lukt niet erg, want zijn rechterarm is met een handboei verbonden met een enkelband.
De persfotografen die bij de ingang naar het hokkencomplex een ‘officiële tribuneplaats’ hebben (privacy van verdachten wordt in is in Thailand niet gepraktizeerd) zitten Johan dwars. ‘Ik wil geen foto’s, die lui publiceren alleen maar onzin en leugens over me.’ Ik probeer hem gerust te stellen. ‘Ze waren er waarschijnlijk niet voor jou Johan, maar voor een bekende Thaise gevangene die net voor jou werd binnengebracht’. Hij verstaat me niet. Ik schreeuw dat we straks in het gerechtsgebouw wel met elkaar praten. Ik hoor OK.
Het is voor de tralies een drukte van belang. Veel vrouwen met kinderen die met hun geliefde of familielid schreeuwen. Door luidsprekers worden de namen geroepen van gevangenen die voor berechting aan de beurt zijn. Begeleid door bewakers sjokken ze dan blootsvoets naar de serie liften, daar waar het omhoog gaat naar de verdiepingen met dienaren van het recht. Boven de hoofden van de bezoekers hangen grote borden met waarschuwingen in Thai en Engels: afstand houden, foto’s maken streng verboden. Een gevangene schreeuwt naar een jonge vrouw een telefoonnummer. Hij kent haar niet, maar wil dat ze zijn familie belt. Waar ze zijn. Ze knikt en belt. Geen gehoor. De gevangene laat zich teleurgesteld op de cementen vloer zakken.
Even later zitten we in de grote rechtszaal, in afwachting van Johan en Mingkhwan Kaen-In, roepnaam Tukta. Aan de andere kant van de zaal, op een verhoging, twee vrouwelijke rechters met een mannelijke collega. Op enige afstand van hen advocaten, griffiers en stenografen. Wat gezegd wordt is nauwelijks hoorbaar. Ik kijk om me heen. Ik zie geen withuidige vertegenwoordigers van de ambassade van ons koninkrijk, evenmin journaille. Gebrek aan belangstelling? Overweging dat het toch een ‘gelopen koers’ is?
Johan en Tukta worden binnengeleid. We glimlachen naar elkaar, hij grijpt me in het voorbijgaan bij de schouder. Ik weet dan al uit een brief die hij me eerder schreef dat hij weinig hoop heeft dat recht zal worden gedaan. Als het tweetal met advocaat staande het zeer lange vonnis moet aanhoren, sluip ik naar de allervoorste rij. Een politieman kijkt verstoord, zal wel. Hoewel ik het Thais niet machtig ben, hoor ik wel dat het nieuwe vonnis net als het vorige totaal teruggrijpt op bevindingen en veronderstellingen uit het in Nederland in 2011 begonnen onderzoek tegen Van Laarhoven. Bevindingen die de Thaise autoriteiten als feiten zijn gepresenteerd in het omstreden rechtshulpverzoek van juli 2014, dat tot arrestatie en later veroordeling tot 103 jaar gevangenisstraf voor Johan leidde.
De veroordeelden mogen gaan zitten en praten druk met elkaar en hun advocaat. Af en toe streelt Tukta het gezicht van Johan. Hij laat vaak het hoofd zakken, nadenkend of moedeloosheid? Dan is de volgende zaak aan de orde en komen ze met de advocate naast me op de voorste bank zitten. Johan spuugt vuur. ‘Ze hebben weer alles overgenomen uit het Nederlandse onderzoek’, zegt hij kwaad. Het resultaat is dat er aan zijn straf van twintig jaar effectief niets is veranderd. Slechts het ‘grand total’ is teruggebracht van 103 naar 75. Tukta, in het Nederlandse rechtshulpverzoek en de brief aan de Thaise autoriteiten van 14 juli 2014 van getuige tot verdachte ‘gepromoveerd’, komt er iets beter af. Haar straf is teruggebracht van 12 naar 7 jaar en vier maanden.
Dan een staaltje nenselijkheid van de Thaise autoriteiten dat ik zeer waardeer. Terwijl de rechters aan de andere zaak bezig zijn vindt op de voorste rij een kleine familiereünie plaats. Johans oudste zoon, uit Nederland overgekomen, en zijn achtjarig dochtertje komen er bij zitten. De ouders nemen zielsgelukkig het parmantige kleintje in de armen. Nog maar een jaartje, zegt ze tegen haar moeder, want ze heeft van de advocate al begrepen dat er met aftrek van de drie jaar in gevangenschap een niet geringe kans is dat haar moeder straks mag profiteren van een koninklijke amnestie.
Ik begrijp ook dat wanneer de Nederlandse autoriteiten zich nu echt gaan inspannen voor Van Laarhoven hij in afwachting van de uitkomst van onderhandelingen met de Thaise kant over overbrenging naar Nederland zich moet instellen op nog een jaar overleving in zijn Thaise cel. Zo schrijft hij het ook in zijn brief, overleven, dat is wat hem rest. De drie jaar Thaise hechtenis in wat wij in Nederland onmenselijke omstandigheden noemen hebben zijn gezondheid zwaar aangetast. Vermagerd, verzwakt en met huidklachten die het gevolg zijn van de meermaals door hem beschreven onhygiënische omgeving.
Bij het verlaten van de rechtszaal nemen we afscheid. We knijpen elkaar bemoedigend in de schouders. See you later, Johan, zeg ik van de weeromstuit in het Engels en maak een wai voor Tukta. Dan verliezen we elkaar uit het oog. Later zal ik met dochtertje en zoon bij de kooi van Tukta apart afscheid van haar nemen. Ze steekt beide duimen omhoog en lacht. Ik doe hetzelfde. ‘Een sterke vrouw’, zei de advocate en ik geloof haar op haar woord.
Vanmorgen in de NRC las ik over het Nederlandse vervolg. Het Openbaar Ministerie heeft het onderzoek naar vier verdachten in de zaak van de Grass Company eindelijk afgerond. Een van hen is Johans broer Frans, Zij zullen naar verwachting eind september voor de rechtbank moeten verschijnen. De tegen hen ingebracht beschuldigingen zijn identiek aan die tegen Johan: belastingontduiking en lidmaatschap van een criminele organisatie. Of dit bewezen kan worden zal moeten worden afgewacht.
Voor mij toont dit nieuwtje aan waar het in de zaak Johan en Tukta om draait: het OM kon niet het geduld opbrengen om te wachten op einde onderzoek. Bevindingen en veronderstellingen werden juli 2014 in het rechtshulpverzoek aan de Thaise autoriteiten als vaststaande feiten gepresenteerd. Op klunzige manier ook nog en zonder duidelijke uitleg van het Nederlandse gedoogbeleid met verkoop van soft drugs. Op degenen die in het politieke, juridische en ambtelijke establishment direct of indirect aan de Thaise arrestatie van het tweetal hebben meegewerkt rust een zware verantwoordelijkheid. Hopelijk zal dat ook blijken uit het lopende onderzoek naar het manoeuvreren van Nederlandse autoriteiten in deze zaak van de Nationale Ombudsman.
Door: Hans Geleijnse, thailandtref.com op 21 juni 2016