Vragen van de leden Bergkamp en Sjoerdsma (beiden D66) over de brief van een Nederlandse politieliaison in Thailand aan de Thaise autoriteiten getiteld “Request for initiating an investigation in Thailand” in de zaak-Van Laarhoven van 14 juli 2014 aan de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Buitenlandse Zaken.

  1. Kent u het bericht “Zonder geld ben je niets in een Thaise gevangenis” (Volkskrant.nl, 16 april 2016)?
  2. Bent u van mening dat de Thaise detentieomstandigheden waarin de heer Van Laarhoven verkeert en zoals beschreven in het bericht “Zonder geld ben je niets in een Thaise gevangenis”, voldoen aan de EVRM-vereisten om de rechten van gedetineerden zoveel mogelijk te waarborgen? Zo ja, kunt u dat onderbouwen? Zo nee, waarom niet?
  3. Bent u van mening dat Nederland de omgang van Nederlandse gedetineerden in het buitenland zou moeten relateren aan de in het EVRM beschreven rechten van gedetineerden en alles in het werk zou moeten stellen deze rechten voor Nederlandse gedetineerden in het buitenland te waarborgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier wordt deze taak in het geval van Van Laarhoven uitgevoerd?
  4. Ziet u inmiddels mogelijkheden de heer Van Laarhoven door middel van een tijdelijke overbrenging in het kader van het in Nederland lopende strafrechtelijk onderzoek tegen betrokkene wegens mogelijke belastingontduiking en witwassen naar Nederland te halen, zoals u stelt in uw brief van 26 april jl. aan de advocaat van de heer Van Laarhoven?
  5. Klopt het dat u bevoegd bent dit verzoek aan de Thaise autoriteiten te richten? Zo ja, bent u voornemens alles waar u bij machte bent hiertoe te ondernemen, tevens gezien de zorgwekkende medische toestand van de heer Van Laarhoven? Welke acties onderneemt u hiertoe momenteel? Zo nee, waarom niet?
  6. Kunt u zich uw antwoord op de vragen van de leden Bergkamp en Sjoerdsma herinneren, waarin u stelt: “Alle feiten waarvoor de heer Van Laarhoven veroordeeld is, hebben betrekking op overtredingen die strafbaar zijn gesteld volgens de Thaise Anti-witwaswet” en “De rechtbank benadrukt hierbij dat het niet gaat om vervolging voor de drugsdelicten maar om witwassen van drugsgelden.”?
  7. Kunt u concreet toelichten wat in Thailand precies verstaan wordt onder het “witwassen van drugsgeld”?
  8. Voor welke overtredingen die strafbaar zijn gesteld volgens de Thaise Anti-witwaswet is Van Laarhoven precies veroordeeld?
  9. Wat bedoelt u in het verlengde van vraag 5 met uw uitspraak in uw antwoord op de vragen 6 en 11 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma, te weten “Het gronddelict betreft volgens de rechtbank een drugsdelict dat strafbaar is in Thailand”?
  10. Over welk gronddelict heeft u het hier precies? Is het juist dat het gaat om het gronddelict zoals is omschreven in (de vertaling van) het Thaise vonnis, namelijk: ‘[…] dat verdachte 1 verschillende coffeeshops in Nederland had waar cannabis werd verkocht […]’ (blad 58), althans ‘[…] dat verdachte 1 cannabis verkocht en in bezit had in Nederland […]’ (blad 60) en dat dit gaat om ‘daden buiten het koninkrijk [Thailand, opm. vragenstellers] gepleegd’ (blad 62)? Zo nee, kunt u dit uitgebreid toelichten?
  11. Kunt u uitsluiten dat het in Thailand uitgeven van vermogen dat Van Laarhoven in Nederland op legale wijze met de verkoop van cannabis binnen het Nederlandse gedoogbeleid heeft verdiend, een rol heeft gespeeld in de veroordeling Van Laarhoven door de Thaise rechter?
  12. Zo ja, voor het uitgeven van welk drugsgeld is Van Laarhoven dan wel veroordeeld volgens de Thaise rechter?
  13. Zo nee, hoe duidt u deze gang van zaken gezien het feit dat, zoals u zelf stelt in uw antwoord op de vragen 6 en 11 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma, The Grass Company op gedoogde wijze cannabis verkocht?
  14. Kunt u aangeven of en zo ja, waar, uit het Thaise vonnis volgt dat het geld dat zou zijn witgewassen een andere herkomst heeft dan de (gedoogde) verkoop van cannabis in de shops van The Grass Company?
  15. Kunt u uitsluiten dat de gedoogconstructie in Nederland waarbinnen de heer Van Laarhoven zijn geld heeft verdiend, een rol heeft gespeeld in de veroordeling van Van Laarhoven voor de Thaise rechter?
  16. Kunt u zich uw antwoord op vraag 17 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma herinneren, waarin u stelt dat ‘in zijn algemeenheid’ “het investeren van wederrechtelijk verkregen vermogen in een ander land een zeker risico met zich meebrengt om in dat land te worden vervolgd”?
  17. Over welk “wederrechtelijk verkregen vermogen” heeft u het precies?
  18. Klopt het dat het “wederrechtelijk verkregen vermogen” dat Van Laarhoven in een ander land, in dit geval Thailand, heeft geïnvesteerd het vermogen is dat hij verdiend heeft met de gereguleerde verkoop van cannabis binnen het Nederlandse gedoogbeleid?
  19. Acht u het wenselijk dat wanneer iemand in Nederland op legale wijze vermogen verkrijgt en dit in een ander land uitgeeft, het risico loopt buitenproportionele straffen opgelegd te krijgen, zoals Van Laarhoven in dit geval?
  20. Kunt u concreet stellen welke risico’s u “in zijn algemeenheid” voor Nederlandse coffeeshopeigenaren ziet, die hun in Nederland binnen het gedoogbeleid verdiende vermogen in het buitenland uitgeven?
  21. Bent u het eens dat dit risico door de Nederlandse overheid in de hand wordt gewerkt met het bestaande gedoogbeleid rondom coffeeshops?
  22. Kunt u aangeven op welke wijze deze Nederlandse ondernemers op dit risico attent worden gemaakt?
  23. Hoe bent u van plan in de toekomst de risico’s die deze ondernemers in het buitenland lopen te verminderen?
  24. Kunt u uw antwoord op vraag 1 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma herinneren, waarin u stelt dat u van mening bent dat de informatie over het gedoogbeleid door het OM aan de Thaise autoriteiten in de Thaise strafzaak tegen de heer Van Laarhoven “voldoende representatief, onafhankelijk en deskundig is geweest”?
  25. Kunt u aangeven op welke wijze de betrokken verbalisanten de verstrekking van deze informatie hebben geverbaliseerd, een en ander conform hun verbaliseringsplicht zoals die volgt uit art art. 152 Sv?
  26. Waarom is in de door u bijgevoegde PowerPointpresentatie en brief aan de Thaise autoriteiten bijvoorbeeld niet vermeld dat in Nederland strafzaken tegen coffeeshopeigenaren steeds vaker geseponeerd worden of afgedaan volgens artikel 9a Sr.?
  27. Bent u desondanks van mening dat de informatievoorziening in de zaak-Van Laarhoven afdoende is geweest? Zo ja, waarom?
  28. Kunt u zich uw antwoord op vraag 8 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma herinneren, waarin u stelt dat uit het oogpunt van zorgvuldigheid besloten is de zaken die in behandeling waren bij de betreffende officier van justitie Van Delft, nader te laten bezien op eventuele onvolkomenheden en tot op heden geen ‘wezenlijke onvolkomenheden aan het licht [zijn] gekomen die van invloed zijn geweest op deze strafzaak’?
  29. Hoe duidt u het feit dat de betreffende officier van justitie in een eerder interview met NRC (“Drugsofficier is nu zelf verdachte”, 6 februari 2016), zei dat Van Laarhoven “de belasting bedonderde”, terwijl tot op heden nog geen veroordeling uit de Nederlandse strafzaak tegen Van Laarhoven is geweest wegens mogelijke belastingontduiking en witwassen?
  30. Kunt u aan de hand van actief onderzoek, de uitlatingen in het NRC van de betreffende officier van justitie in acht nemend, uitsluiten dat een gebrek aan onafhankelijkheid of persoonlijke hetze van de betreffende officier van invloed is geweest op de Nederlandse strafzaak tegen Van Laarhoven?
  31. Klopt het dat momenteel in Nederland al enkele jaren een strafrechtelijk onderzoek loopt tegen Van Laarhoven wegens mogelijke belastingontduiking en witwassen, maar dat dit tot nog toe nog niet tot een veroordeling van de heer Van Laarhoven heeft geleid?
  32. Hoe duidt u het feit dat de straf voor witwassen in Nederland maximaal 8 jaar is en Van Laarhoven in Thailand veroordeeld is tot 103 jaar cel, terwijl hij in Nederland (nog) niet voor mogelijke belastingontduiking en witwassen is veroordeeld?
  33. Bent u het eens dat de Thaise veroordeling van Van Laarhoven tot 103 jaar cel niet in proportie is met de maximale straf die Van Laarhoven in Nederland opgelegd zou kunnen krijgen naar aanleiding van het lopende strafrechtelijk onderzoek?
  34. Kent u het bericht ‘Advocaat tipte officier van justitie Van Delft over mogelijke liquidatie door Tilburgse onderwereld’ (Brabants Dagblad, 19 maart jl.) en ‘Officier die valse bedreiging meldde, wordt niet vervolgd’ (NRC Handelsblad, 23 april jl.)?
  35. Waarom zou u, zoals u stelt in de beantwoording van vraag 2, 3 4, en 5 van de leden Bergkamp en Sjoerdsma, geen oordeel kunnen geven over de uitspraak van een buitenlandse rechter?
  36. Kunt u dit relateren aan uitspraken van premier Rutte en Minister Koenders in de zaak-Ebru Umar?

 

Vragen van Vera Bergkamp en Sjoerd Sjoersma (D66)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *